Tag: featured

De Financiële Participatiemonitor over 2023 laat een stijgende trend van lokaal eigendom in windparken zien. De jaarlijkse monitor, uitgevoerd door AS I-SEARCH en Bosch & van Rijn,  werd 6 januari samen met de Kamerbrief over ontwikkeling van zonne-energie gepubliceerd. De monitor geeft inzicht in de toepassing van financiële participatie bij wind- en zonprojecten. AS I-SEARCH en Bosch & van Rijn doen sinds 2019 onderzoek naar de mate van financiële participatie bij Nederlandse wind- en zonprojecten.

In het Klimaatakkoord van 2019 werd afgesproken dat in 2030 de helft van de hernieuwbare energieproductie in Nederland lokaal eigendom moet zijn. Dit streven draagt bij aan gelijkwaardige samenwerking tussen marktpartijen en lokale gemeenschappen en bevordert de maatschappelijke acceptatie van duurzame energieprojecten.

Eneco wil haar blik op participatie in windprojecten verruimen en vroeg Bosch & van Rijn een sessie te organiseren met betrokkenen uit het veld. Begin februari kwamen vertegenwoordigers van verschillende overheden, ontwikkelaars, coöperaties, omwonenden en de wind- en zonnebranche in het hoofdkantoor van Eneco bij elkaar voor een inspirerende middag over de voor- en nadelen van de huidige praktijk. Wouter Verweij en Duco van Dijk van Bosch & van Rijn belichtten een aantal innovatieve voorbeelden uit de praktijk en gaven inzicht in de plek van participatie in de Omgevings- en Energiewet.

Inmiddels hebben we zo’n 4 à 5 jaar ervaring met het werken met de afspraken uit het Klimaatakkoord. Het streven naar lokaal eigendom en de afspraken uit de gedragscodes voor wind en zon worden breed toegepast door ontwikkelaars en coöperaties. Wat zien we aan ontwikkelingen in de huidige praktijk? Helpt lokaal eigendom bij het versterken van draagvlak voor een ontwikkeling? Aan de hand van de verschillende voorbeelden ontstonden interessante discussies over de voor- en nadelen van eigendom, zeggenschap en eerlijke verdeling van lasten en lusten.

De deelnemers hebben ook een boodschap aan de overheid: geef de omgeving, de coöperatie en de ontwikkelaar de ruimte om samen betekenisvolle en gedragen participatie te ontwikkelen. Stel daarom eisen aan het proces en niet aan het resultaat van de participatie. Met een eis om bijvoorbeeld minimaal 50% lokaal eigendom te realiseren – in plaats van het streven uit het Klimaatakkoord – span je het paard achter de wagen en wordt de ontwikkeling van duurzame energie eerder moeilijker dan makkelijker.

Voor Eneco en Bosch & van Rijn is het gesprek aanleiding om binnenkort een ‘white paper’ over financiële participatie te publiceren. Hou daarom de nieuwsbrief in de gaten.

Bosch & van Rijn onderhoudt de website WindStats.nl, waarop veel gegevens van windturbines in Nederland te vinden zijn. Wij hebben een poster gemaakt met daarop de stand van zaken op 1 januari 2024, voorzien van alle huidige windturbinelocaties en diverse verhelderende grafieken. Deze poster is online te bekijken en voor eigen gebruik te downloaden: link.

Interesse in een gedrukte versie? Neem dan contact met ons op via info@boschenvanrijn.nl.

 

 

Opslag van elektriciteit wordt een steeds belangrijker instrument om congestie op het elektriciteitssysteem te verzachten. Afstudeerder Armin Zegwaard onderzocht bij Bosch & van Rijn de rol van standalone lithiumbatterijen in het middenspanningsnet. Hiermee heeft hij de kennis over elektriciteitsopslag binnen Bosch & van Rijn verder heeft verdiept. Energieopslag is steeds vaker onderdeel van onze opdrachten.  En wij zijn dan ook blij met deze nieuwe kennis!

Om de rol van op zichzelf staande batterijen op het middenspanningsnet te begrijpen, bestudeerde Armin het batterijen-beleid van verschillende regio’s waar batterijprojecten zijn gerealiseerd. Veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten worstelen met mogelijke nadelige effecten van batterijen, zoals het ontstaan van een interne reactie binnen de batterij die tot brand kan leiden. Deze interne reactie is moeilijk in te dammen voor hulpverleners en kan giftige gassen produceren. Op dit moment zijn er nog geen richtlijnen voor externe veiligheid, een zorgvuldige ruimtelijke inpassing voor de realisatie van een batterij-installatie is dus vereist. Recentelijk is de  handleiding PGS 37-1 gepubliceerd, die meer duidelijkheid biedt over veiligheidseisen voor batterijsystemen. Het doel van de handleiding is om (escalatie van) incidenten te voorkomen. Hoewel de handleiding nog niet volledig in werking is getreden, passen overheidsinstanties het al wel toe in het vergunningsproces. De voorschriften uit de handleiding leiden niet tot hogere kosten voor een batterijproject, maar toont wel aan dat de nodige expertise vereist is om een batterij project vergund te krijgen.

Voor batterijprojecten is het verkrijgen van een ‘capaciteitscontract’ cruciaal. Armin voerde gesprekken met netwerkbeheerders om het beleid beter te begrijpen. Een batterij wordt vaak gezien als een middel om congestie tegen te gaan, maar dit is niet altijd het geval. Door de grote capaciteit van een batterij kan deze in sommige omstandigheden juist bijdragen aan het vergroten van het congestieprobleem. Dit speelt met name bij de huidige capaciteitstypecontracten, die capaciteit toekennen zonder verdere beperkingen op het gebruik ervan. Dit betekent bijvoorbeeld dat Enexis momenteel geen capaciteit vrijgeeft voor batterijprojecten. Liander onderzoekt hoe contracten met capaciteitsbeperking een oplossing kunnen bieden, waarbij enkele batterijprojecten momenteel zijn aangesloten met een capaciteitsbeperkend contract.

De kosten van geschikte batterijen zijn vaak te hoog om een project financieel haalbaar te maken, zo blijkt uit de analyse. Dit geldt ook als er gebruik wordt gemaakt van value stacking, waarbij secundaire diensten worden ingezet wanneer de batterij niet wordt gebruikt om lokale congestie tegen te gaan. Op zichzelf staande lithiumbatterijen zullen, vanwege veiligheids- en congestie-implicaties en de hoge kosten, waarschijnlijk geen grote rol spelen om congestie op het middenspanningsnet te verminderen.

Bosch & van Rijn en AS I-Search hebben ook voor 2022 de Monitor financiële participatie hernieuwbare energie op land uitgevoerd. Met deze jaarlijks terugkerende monitor wordt inzicht verschaft in de eigendomsverdeling en in de overige vormen van (financiële) participatie in grondgebonden windparken en zonneparken in Nederland. Op 24 oktober jl. is deze monitor door de minister voor Klimaat en Energie, Rob Jetten, aangeboden aan de Tweede Kamer.

De algemene conclusie uit het rapport is dat er ten opzichte van vorig jaar in 2022 geen grote verschuivingen zichtbaar zijn in de wijze waarop in de praktijk invulling wordt gegeven aan financiële participatie in wind- en zonneparken. De productie uit wind- en zonneparken met lokaal eigendom en andere participatievormen is in absolute zin wel toegenomen. Het aandeel lokaal eigendom in windparken neemt licht toe. In 2020 was dit sterk afgenomen ten opzichte van het jaar van de nulmeting (2019) door de oplevering van grootschalige windparken zonder lokaal eigendom. Met de oplevering van Windpark Zeewolde (322 MW) dat 100% lokaal eigendom is van bewoners en lokale agrariërs, neemt het aandeel lokaal eigendom weer toe. Bij wind op land is een bijdrage aan een omgevingsfonds inmiddels de norm, een gevolg van het Energieakkoord en de gedragscode Wind op Land.

Het aandeel lokaal eigendom van zonneparken is licht afgenomen. Ten opzichte van de voorgaande jaren zijn relatief veel grootschalige zonneparken gerealiseerd zonder lokaal eigendom. Bij de zonneparken is wel duidelijk sprake van een toename van financiële participatie zonder eigendom en bijdragen aan een omgevingsfonds.

Als de minister volgend jaar nog geen grote veranderingen ziet in de aandelen lokaal eigendom, volgen eventueel maatregelen om de afspraken in het Klimaatakkoord beter te kunnen borgen. We houden het voor hem met de monitor nauw in de gaten, hopelijk volgend jaar ook weer!

Klik hier voor de volledige Kamerbrief.

Klik hier voor het volledige rapport van AS I-Search en Bosch & van Rijn.

Ruim twee jaar na de uitspraak van de Raad van State zijn de nieuwe windturbinebepalingen in ontwerp gepubliceerd en vrijgegeven voor het indienen van zienswijzen. Een eerste analyse van het ontwerpbesluit met het nieuwe normenstelsel laat zien dat de nieuwe normen enige extra bescherming bieden, maar tegelijkertijd de energietransitie er niet makkelijker op maakt.

Geluid, slagschaduw en externe veiligheid

De strengere veiligheidsnorm betekent een beperking van de mogelijkheden om windturbines te realiseren nabij bedrijventerreinen, terwijl juist voor deze locaties doorgaans meer steun in de samenleving bestaat. Bovendien willen bedrijven steeds vaker zelf stroom opwekken met wind, als antwoord op de toenemende netcongestie. Hoewel de landelijke norm ruimte biedt voor lokale afweging, is te verwachten dat het lokaal bevoegd gezag de geadviseerde ‘standaardwaarde’ als harde grens zal hanteren, terwijl in feite meer afwegingsruimte beschikbaar is.

Met de nieuwe norm is slagschaduw maximaal 6 uur per jaar en maximaal 20 minuten per dag toegestaan. Deze iets aangescherpte norm is naar het oordeel van Bosch & van Rijn in de praktijk goed hanteerbaar: in de meeste gevallen kan prima aan de norm worden voldaan. Opmerkelijk is dat in de nieuwe regeling kantoren niet beschermd zijn tegen slagschaduw.

Voor geluid gelden straks standaardwaarden van 45 dB Lden en 39 dB Lnight en grenswaarden van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Ook hier ligt het voor de hand dat bevoegde gezagen de 45 dB Lden als harde grens gaan hanteren en geen gebruik zullen maken van de geboden afwegingsruimte. In de praktijk betekent dit dat de minimale afstand tot woningen met ongeveer 200 meter wordt vergroot. Dit levert meer bescherming tegen geluidhinder, maar ook een flinke inperking van zoekgebieden in de RES’en. In een volgend bericht zal Bosch & van Rijn hierin meer inzicht geven. Positief is dat de status van molenaarswoningen is versterkt: er is nu enkel een ‘functionele binding’ nodig, wat kansen biedt voor windparken in het buitengebied.

Afstandsnorm

De door het kabinet gewenste afstandsnorm blijft vragen oproepen. Hinder wordt niet bepaald door de hoogte van een turbine, het is in beginsel dus vreemd om bescherming van de leefomgeving daaraan te koppelen. Het ontwerpbesluit wijkt met het stellen van een afstandsnorm af van de conclusies in de onderliggende PlanMER en een eerder onderzoek dat specifiek het nut van afstandsnormen aan de kaak stelde. De afstandsnorm voegt in slechts beperkt mate extra bescherming toe t.o.v. de nieuwe geluidnorm van 45 dB Lden. Een onderzoek dat Bosch & van Rijn uitvoerde in opdracht van NPRES biedt inzicht in de ruimtelijke gevolgen van verschillende afstandsnormen.

Bosch & van Rijn voorziet enkele ongewenste neveneffecten van de afstandsnorm. De norm leidt tot een prikkel om molens te realiseren met een grotere rotordiameter en lagere ashoogte, de zogenaamde ‘grondzeilers’. Dit heeft zowel landschappelijk als ecologisch ongewenste effecten. Bovendien leidt het beperken van de tiphoogte vanwege de afstand tot woningen per saldo tot meer gehinderden per MWh. Dezelfde hoeveelheid TWh moet immers worden opgewekt met meer (lagere) windturbines. Daarmee wordt het paard achter de wagen gespannen.

Idealiter zouden verschillende factoren (bescherming leefomgeving, energieopbrengst, natuur, landschap, ecologie) die een rol spelen bij de inpassing van een windpark met elkaar moeten kunnen worden afgewogen. Een afstandsnorm maakt dit onmogelijk. Ook maatwerk in de afweging tussen bescherming van omwonenden enerzijds en energieopbrengst anderzijds is niet meer mogelijk. De norm biedt ruimte om af te wijken o.b.v. zwaarwegende economische of andere maatschappelijke belangen. Maar met deze zware motiveringseis verwacht Bosch & van Rijn niet dat daar veel gebruik van gemaakt gaat worden. Kortom, de afstandsnorm lijkt meer duidelijkheid te bieden, maar resulteert juist in sterk variërende effecten voor omwonenden van verschillende windparken. En per saldo in minder ruimte voor windturbines.

De Universiteit Utrecht (UU) is al jaren op zoek naar de mogelijkheid om het energieverbruik op de universiteitscampus te verduurzamen. Bosch & van Rijn, onderdeel van Flynth, heeft de UU de afgelopen jaren ondersteund in deze zoektocht naar geschikte plekken voor grootschalige opwek van wind- en zonne-energie. Eind 2022 komt Zonnepark A12 te Bunnik in beeld. De UU heeft Bosch & van Rijn benaderd voor ondersteuning in het aankoopproces van dit grondgebonden zonnepark. Het  Zonnepark A12 te Bunnik bevindt zich op afzienbare afstand van de universiteitscampus en kan een grote bijdrage leveren aan de verduurzaming van het energieverbruik van de UU.

De UU werd een ‘ready-to-built’ grondgebonden zonnepark aangeboden door een verkopende partij. ‘Ready-to-built’ houdt in dat al de benodigde vergunningen, beschikkingen en overeenkomsten voor het zonnepark beschikbaar zijn. De UU schakelde de hulp van Bosch & van Rijn in om te controleren of alle documenten correct en compleet waren. Door de samenwerking tussen Bosch & van Rijn en Flynth was het mogelijk om op technisch, juridisch, fiscaal en financieel vlak een Due Dilligence uit te voeren.

De energietransitie is een van de belangrijkste uitdagingen voor de huidige maatschappij. De doelstellingen voor de energietransitie zijn vastgelegd in regionale energiestrategieën (RES), verdeeld over 30 regio’s. Alle energieregio’s samen hebben als doel om in 2030 ten minste 35 TWh aan grootschalige duurzame elektriciteit op land op te wekken. Tot 2030 gebeurt dat met zonne- en windprojecten. Daarmee is de opgave voor de opwek van windenergie groot. Cruciaal vraagstuk hierbij is: waar moeten al die windturbines komen? Er zijn veel factoren die daar invloed op hebben. Dat maakt het beantwoorden van dit vraagstuk uitdagend.

Nederland is een van de dichtstbevolkte landen van Europa. Daardoor is het lastig om ruimte te vinden voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, natuur en recreatie. Tussen al deze functies moet er ruimte gevonden worden voor de plaatsing van windturbines. Daarbij willen we ook rekening houden met omwonenden, ecologie, landschap en veiligheid.

De energietransitie vraagt om grote aanpassingen in ons energiesysteem. Voor bedrijven moeten alternatieven gevonden worden om de energietransitie te versnellen. Bedrijven willen verduurzamen, maar lopen op tegen de beperkingen van het elektriciteitsnet. Netbeheerders verkopen steeds vaker “nee” omdat er geen ruimte is op het net. Bij elke bedrijfs- en gebiedsontwikkeling is het energiesysteem voor de toekomst een belangrijke randvoorwaarde voor het ontwerp.

Onafhankelijke energievoorziening

Het ontwikkelen van een energiehub is de oplossing. Een energiehub is een lokale samenwerking tussen meerdere partijen op het gebied van energie. Deze partijen stemmen energieopwek, -opslag, -conversie en -verbruik op elkaar af. Zij maken afspraken over de samenwerking. Ook is er een juridische entiteit of natuurlijk persoon die de partijen vertegenwoordigt. Deze heeft een wettelijke status en handelt namens de samenwerkende groep.

Bij het toekomstige energiesysteem  zijn verbruik en productie in de tijd goed op elkaar afgestemd . Het systeem bestaat uit lokale opwek en onderdelen die flexibiliteit bieden (bijvoorbeeld batterijen, warmteopslag).  De lokale opwek van duurzame energie kan door middel van zon en wind. Daarmee is het ook mogelijk om waterstof te genereren. Door verschillende bronnen van duurzame energie te combineren met opslag- en oplaadfaciliteiten en de afname van het elektriciteitsnet ontstaat een flexibel energieconcept. Via een energiemanagementsysteem worden vraag en aanbod van energie op elkaar afgestemd.

In 2050 is de visie om een klimaat neutrale economie te realiseren. Daarvoor moet de energievoorziening structureel anders ingericht worden dan het huidige energiesysteem. Duurzame energie is er in overvloed, zichtbaar op daken en in het landschap. De energietransitie levert een veranderend landschap op waar iedereen aan moet wennen, want de grond in Nederland is schaars. De beschikbare grond wil je daarom zo efficiënt mogelijk benutten. In de zonne-energie sector is nu veel aandacht voor dubbel ruimtegebruik. Op 6 juli 2023 heeft minister Jetten (Klimaat en Energie) de 2de Zonnebrief naar de Tweede Kamer verstuurd. Hierin informeert hij de kamer over de ontwikkeling van zonne-energie. De minister schetst met name de uitdagingen die liggen op het vlak van realisatie en wat hij wil doen om een duurzame groei te bereiken. Dubbel gebruik wordt in deze brief als belangrijke voorwaarde omschreven voor een verantwoorde groei van zon-PV in Nederland. Klik hier voor de Zonnebrief.

Wat is dubbel ruimtegebruik?

Dubbel, multifunctioneel of meervoudig ruimtegebruik is er in vele vormen en maten. De bekendste is natuurlijk zon op dak. Daarnaast kun je ook denken aan zonnepanelen in combinatie met kleinvee of fruitteelt. Ook zijn er mogelijkheden voor zonnepanelen drijvend op water of boven parkeerplaatsen, de zogenaamde zonnecarports. Juist deze laatste komen steeds vaker in beeld. In Nederland hebben we grote parkeerterreinen bij winkelcentra, amusementsparken, overstaplocaties maar ook bij kantoorgebouwen, fabriekshallen en bij maatschappelijke voorzieningen zoals ziekenhuizen en kerken. Veel van deze parkeerterreinen kunnen voorzien worden van een zonnecarport.

Wat is het huidige beleid?

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de voorkeursvolgorde zon-PV aangegeven: de eerste trede is altijd zon op dak. Daarna gaat de voorkeur uit naar zon op onbenutte terreinen binnen stedelijk/bebouwd gebied. Pas daarna volgen de treden met zon op terreinen buiten stedelijke gebieden met andere functies en op landbouw- en natuurgronden. Ook gemeenten en overheden zien hier de voordelen van in en kunnen daarmee hun duurzaamheidsdoelstellingen realiseren. In alle gevallen stimuleren gemeenten nu multifunctioneel gebruik.

Afgelopen voorjaar heeft de Tweede Kamer de motie over het verplicht plaatsen van zonnepanelen boven daarvoor geschikte grote parkeerterreinen aangenomen. Doel is zon boven parkeren te verplichten en te subsidiëren.